Verklarende woordenlijst

Hoogte: met hoogte bedoelen we de lengte van een kledingstuk: ( vergeet niet wat extra te nemen voor naden en zomen)

Voor een broek is dit vanaf de taille tot de gewenste lengte ( kuit of tot over de schoen)

Mouw:

Stropmodel: vanaf basis hals ( waar de schouder begint) tot de gewenste lengte van de bloes ( half onderarm voor ¾ , net boven de elleboog voor korte mouw, tot aan de pols voor lange mouw. Vergeet echter niet om de maat te nemen met gebogen elleboog en vergeet ook niet rekening te houden met de gekozen afwerking.

Kielmodel: vanaf de schouder ( waar de arm begint) tot aan de pols.

Rok: van de taille tot aan de enkel, gemeten op de zijkant van het lichaam, dus over de heup.

Schort: vanaf de taille tot aan de gewenste lengte.

Rug : vanaf de nekbasis ( waar de rug begint is er een “knobbeltje” aan de ruggengraat) tot aan de gewenste lengte.

Voorpand: vanaf basis nek, waar schouder begint tot gewenste lengte. Opgepast, voor jak , gilet en vest moet je zeker 15 cm bij rekenen om de achtergeschoven schoudernaad bij te tellen.

Brug: is het plat rechthoekig ( afgerond of niet) stuk van een kapje, dat het gezicht omkranst. Het loopt van het ene oor naar het andere.

Koof: het stuk van een kapje dat het haar bedekt. Meestal heeft deze een hoefijzer vorm waarvan de rechte zijde door middel van een tunnel en een koord/lint kan gestropt worden.

Schouderstuk bij kiel/hemd: is een rechthoekig extra stuk stof dat boven op de schouder van de kiel genaaid wordt. Het is van dezelfde stof als het kledingstuk en kan geplooid zijn.

Manchet: is een mouwafwerking voor bloes of hemd. Het is een dubbelgevouwen rechthoekig stuk stof die de pols omsluit en dicht gemaakt wordt met minstens 1 knop. De breedte van de manchet is vrij.

Schootje: het schootje van een jak is het losse gedeelte dat aan de taille van de jak genaaid wordt en over de heupen valt. Het schootje kan variëren tss 10 a 50 cm. Het schootje kan overal de zelfde lengte hebben maar kan ook vooraan korter zijn.

Achteruitgeschoven schoudernaad: deze snit is typerend voor de 18-19 eeuw. De schoudernaad volgde niet de schouderlijn zoals bij huidige kledingstukken. De schoudernaad liep vanuit de nekbasis op de schouder schuin over schoudervleugel tot aan de mouw. Deze naad gaf een speciale snit aan de rug.

Stofbreedte: De stofbreedte is de breedte van de stof, van nijgkant tot nijgkant . De meeste stoffen worden in breedtes van 140-150 cm verkocht. Zijde of speciale luxe stoffen, alsook katoen voor patchwork, wordt dikwijls in kleinere breedte verkocht: 90-120 cm. Lakenstof (katoen) wordt soms ook in “dubbele breedte” verkocht, van 240 -280 cm. Deze katoenen stof kan in aanmerking komen voor een hemd of onderrok.

Stofvouw: De meeste stoffen van 140-150 cm breedte worden dubbel gevouwen verkocht op de rol. Deze vouw kan je gebruiken om een stuk patroon te leggen voor een patroondeel dat je maar 1x moet knippen ( bv rug). Door het midden van het patroondeel op de vouw te plaatsen, wordt het pand dubbel geknipt zonder middennaad. Deze wordt meestal op het patroon aangeduid als

Naden: naden zijn het resultaat van het samen naaien van twee stofpanden. Deze naden dienen steeds aan de omgekeerde zijde te zitten van het kledingstuk, dus aan de binnenkant. Bij het knippen van het patroon, moet je steeds overal 1,5 a 2 cm naadtoeslag voorzien, tenzij het in het patroon mee voorzien werd. Dit staat steeds op het patroon vermeld.

Zoom: de zoom is een afwerking van een kledingstuk. Meestal wordt de onderkant van een kledingstuk ( mouw, voor- en rugpand, rok, broek) voor de afwerking naar binnen omgeslagen en vastgenaaid. Voorzie dit steeds bij het knippen van een patroondeel tenzij er vermeld staat dat de zomen inbegrepen zijn op het patroondeel. Voorzie dit steeds ruim voldoende om een mooie ronde afwerking te kunnen maken.

Taille:Is het smalste deel van de romp. Op deze plaats moeten de rokken vastgemaakt worden.

Lende: de lende is meestal iets lager dan de taille, daar waar de heupbeenderen voelbaar zijn.